23 oktober 2017
Wizige op 27-11-2019, 13:16:30
Ik had u nog een stukje beloofd over de geschiedenis van de artsenij in onze streken. Daar is tamelijk veel over vastgelegd door Hessel Fluitman van het archief van onze gemeente in een stuk geschreven voor de gemeenten die later allen zijn opgegaan in de gemeente Littenseradiel: Tusken Middelsee en Slachte.
Als we echt gaan kijken waar de oorsprong ligt van de medische geneeskunst (geen kunde) moeten we ver terug in de geschiedenis en wel tot meer dan tweeduizend jaar voor Chr.
In het oude Egypte en Midden Oosten liggen de roots van wat geworden is tot de huidige geneeskunde (soms kunst :)). Als we even met reuzensprongen door de geschiedenis gaan komen we na Chr. via de kloosters en de magie en hekserij van de Middeleeuwen voorzichtig in de buurt van meer wetenschappelijk en op natuurwetten gebaseerde medische beroepsuitoefening. Uiteraard nog steeds vanuit de stand van zaken zoals toen bekend, vergeet niet dat in de vroege Middeleeuwen nog werd gedacht dat de aarde hoekig was waar je dus vanaf kon vallen als je het waagde tot de horizon te varen! Via de Universiteiten in Zuid Frankrijk (Montpellier) en Noord Italie (Bologna) kwamen de echte universitaire opleidingen tot bloei. Naar huidige maatstaven nog steeds primitief met een mengeling van de kennis over kruiden, astrologie en de dan in ontwikkeling zijnde kennis van de anatomie (ontleedkunde). Denk maar aan de beroemde schilderijen van onze 16e en 17e eeuwse schilders waarbij ze vaak snijzalen schilderden met daarin studenten en lijken die werden ontleed zoals die van Rembrand. Kruiden, urineonderzoek en theorieën over lichaamsvloeistoffen zoals bloed en gal waren belangrijk. (Pissenkijkers en aderlatingen!). Het onderscheid tussen niet geleerde barbiers en geleerde chirurgijns is eind Middeleeuwen nog steeds niet altijd helder. Een belangrijk verschil is dat de chirurgijn in het algemeen voltijds zijn vak beoefende in tegenstelling tot de barbier, kwakzalver of kruidendokter c.q. sterrenkijker die het werk in de gezondheidszorg als bijverdienste hadden. Dat er nauwelijks verschil in benadering en behandeling is komt met name dan nog door het ontbreken van de natuurwetenschappelijke onderbouwing van de inzichten over ziekte en gezondheid. Magie, lot en bijgeloof spelen nog een grote rol. Toch komt er langzamerhand een schifting van kaf en koren o.a. door de opkomst van de gilden. De chirurgijnen vormen een machtig gilde dat eisen gaat stellen aan de beroepsbeoefenaren. Zij gaan ook toezien op de toelating van barbiers in de regio's die dan een soort van examen moeten afleggen na een proeftijd bij een geleerde te hebben meegelopen. Van 1585 tot 1811 is er de mogelijkheid om Medicine Doctor te worden in Franeker, een belangrijke impuls voor de wetenschappelijke onderbouwing van het vakgebied.
De eerste tekenen van medische behandelingen werden in onze gemeente gevonden bij een opgraving van de terp in Winsum in 1888 waarbij een schedel is gevonden met een gaatje erin. Heel vroeger werd er in schedels geboord om ziekten eruit te laten ontsnappen zoals ondraaglijke hoofdpijnen. Dat werd en wordt nog steeds een trepanatie genoemd. De schedel stamt uit de tijd rond het begin van de jaartelling. Tegenwoordig worden nog steeds gaatjes geboord maar alleen in gevallen bij bloedingen in het hoofd waarbij de druk in de schedel te hoog dreigt te worden. Ook is er bij een van de mummies in Wieuwerd een kaakabces aangetroffen waaraan de mummie waarschijnlijk rond 1693 is bezweken.
In Weidum is in de archieven voor het eerst sprake van een chirurgijn in 1610. We zitten dan nog in de 80-jarige oorlogstijd. Het betreft dan waarschijnlijk een heelmeester van wie niet bekend is of hij de proeven van bekwaamheid in Leeuwarden had doorstaan om zichzelf geneesheer te mogen noemen. De heelmeesters of chirurgijns in die tijd hadden het waarschijnlijk niet breed. Ze hadden zichzelf het vak vaak aangeleerd en deden het er vaak bij. Sommige heelmeesters werden ook als barbier benoemd anderen als boer. Soms had men een speciale aanstelling in dienst van de grietman van het dorp waarbij hij deze vertegenwoordigde, soms ook had men er een taak bij om verwondingen vast te stellen voor een soort rechtbank die diende als objectief bewijs voor de daders en rechters ter veroordeling. In enkele gevallen kon men zich ook verder bekwamen als vroedmeester of heelmeester ten plattelande. Blijkbaar hadden heelmeesters op het platteland een andere status dan die in de stad. Feit was dat de eisen in de stad vaak wat hoger lagen dan op het platteland. De eerste gedocumenteerde chirurgijn in Friesland dateert van 1580 in Ferwerd. Zo'n 50 jaar later is er dus ook sprake van diverse heelmeesters in onze gemeente. Wat dan met name in het oog springt is dat er bepaald geen tekort leek aan medische beroepsbeoefenaren. Bijna alle dorpen hadden wel een geneesheer binnen hun grenzen. Bekend is dat in ieder geval in de volgende dorpen enige tijd doktoren, chirurgijns of barbiers werkzaam zijn geweest: Baard, Lutkewierum, Bozum, Itens, Easterein, Easterlittens, Easterwierum, Wommels, Winsum, Jorwert, Wjelsryp, Mantgum, Wieuwerd, Rien en uiteraard Weidum. De achtergronden van deze medici verschilden echter nogal. Dat ging van handopleggers, via kruidenbrouwers en sterrenkijkers naar echt ervoor gestudeerde medici. In die tijd was de Universiteit van Franeker hofleverancier van academisch gevormde geneesheren. We spreken dan van de jaren tussen 1600 en 1820 toen de Universiteit werd opgeheven.
Dan komt er in de tijd van de Franse bezetting door Napoleon een impuls om tot verbetering van de zorg te komen door het instellen van een Inspectiedienst die gaat waken over de kwaliteit en toelating van heelmeesters. Dit heet dan rond 1800: De Departementale Commissie van Geneeskundig Bestuur en Toevoorsicht. Er worden diploma's vereist, opleidingen worden op elkaar afgestemd, er komt een vestigingsbeleid en ook op geneesmiddelgebied worden medicamenten en met name de bereiding daarvan geüniformeerd en vastgelegd in een Farmacopee die tot voor zeer recent heeft gefunctioneerd. Mijn voorganger dokter Haima heeft hiervan een fraai exemplaar in de praktijk achtergelaten. Uiteindelijk heeft deze opschoonactie geleid tot wetgeving in 1818 en vanaf 1865 is er de Wet regelende de uitoefening der geneeskunst. Vanaf die tijd is er nog maar één opleiding van zeven à acht jaar die recht geeft op de titel geneesheer. De chirurgijn is dan definitief geneesheer geworden. Eind 19e eeuw zijn er nog zes dorpen met een geneesheer in onze gemeente: Baard, Bozum, Oosterend, Winsum, Wommels en Weidum waarvan de vestiging in Winsum in de 20ste eeuw gaat sneuvelen. De rest in de andere dorpen Wieuwerd, Mantgum en Jorwert heeft het niet gehaald.
De eerste met naam genoemde heelmeester in Weidum is Andries Gerbens. Van hem is iets gevonden in 1645. Het kan zijn dat hij hiervoor reeds werkte, maar in ieder geval rond deze tijd moet hij in Weidum hebben gepraktiseerd.
Daarna zijn er de volgende vermeldingen:
Sjouke Jilderts Liollema, 1651.
Dirk Ripperbant, 1654-1655.
Pyter 1673.
Justus Horrius 1705.
Sicke Rients, 1713-1719.
Johannes de Vries, 1744-1719. Van hem is beschreven dat hij ‘Chirurgijn die zijn kost winnen kan en niet meer’ en daarom geen belasting hoefde te betalen. Hij woonde in een armenhuis.
Regnerus Spoor, 1785-1786.
Gotlieb Holsbergen, 1788-1792.
Nicolaas Soet, 1809-1810.
J. Idserda was chirurgijn in Raerd van 1814 tot 1819 maar verleende diensten aan de armen in Weidum.
Wybe Schultze, 1846-1886. Van hem is als eerste bekend dat hij zijn papieren als gediplomeerd heelmeester in 1843 in Leeuwarden heeft gehaald. Hij had vier kinderen.
Henricus Idserda 1884-1910, ook vier kinderen. Hij kocht in 1888 het pand aan de Hanialeane 1 dat vanaf dan tot dit jaar het dokterspand zal blijven. Het huis wordt gekocht van Willem Gruno Andrea die het huis in 1876 bouwde als burgemeester van Weidum. Hij kon indertijd de grond kopen van Jhr. Egidius Daniel van Beijma in 1872. Deze was een bekende hereboer en woonde op Dekemastate. Hij bezat veel grond in Weidum en was jarenlang een bekende voorzitter van de Friesche Mij.
Eduard Jacobs Hamburger, 1910-1917.
Jan Mantel, 1917-1956. Hij had vijf kinderen waarvan Annie bij dokter Haima nog werkzaamheden heeft verricht.
Aebele Haima, 1956-1992. Hij had, zoals u allen weet, ook vijf kinderen
Luitzen Jan Lukkes, 1991-?, vier kinderen.
Vele van deze artsen kwamen van elders en gingen na hun vertrek nog elders aan de slag. Toch valt op dat zeker vanaf 1900 de artsen het over het algemeen lang volhielden en dat ze kinderrijke gezinnen onderhielden. Ook valt op dat, als je zo door de eeuwen heen alles overziet, het medische bedrijf een heel dynamisch wereldje is met het komen en gaan van vele artsen en ook de vestigingsplaatsen blijken nogal eens te wijzigen.
Dat aan deze dynamiek nog lang geen einde is gekomen is wel gebleken het afgelopen jaar. Een aantal van u zullen dit verfoeien, weer anderen kunnen er begrip voor opbrengen maar ik denk dat er voor de komende 20 jaar wel weer even rust is...... al zal er achter de schermen wel van alles blijven veranderen. Maar zo is het leven nu eenmaal.
Luit-Jan Lukkes